Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
spandeer
Sy het al haar geld gespandeer.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
verbeter
Sy wil haar figuur verbeter.

zingen
De kinderen zingen een lied.
sing
Die kinders sing ’n lied.

nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
nodig hê
Ek’s dors, ek het water nodig!

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
let
’n Mens moet op die padtekens let.

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
luister
Sy luister en hoor ’n geluid.

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
ooplaat
Wie die vensters ooplaat, nooi inbrekers uit!

langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
gaan loer
Die dokters gaan elke dag by die pasiënt loer.

sturen
Ik stuur je een brief.
stuur
Ek stuur vir jou ’n brief.

studeren
De meisjes studeren graag samen.
studeer
Die meisies hou daarvan om saam te studeer.

rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
rondreis
Ek het baie rond die wêreld gereis.
