Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/99725221.webp
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
lieg
Soms moet mens in ’n noodgeval lieg.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
vergelyk
Hulle vergelyk hul syfers.
cms/verbs-webp/106622465.webp
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
sit
Sy sit by die see met sonsak.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
beïnvloed
Laat jouself nie deur ander beïnvloed nie!
cms/verbs-webp/70864457.webp
brengen
De bezorger brengt het eten.
bring
Die afleweringspersoon bring die kos.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
drink
Sy drink tee.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
onderstreep
Hy het sy verklaring onderstreep.
cms/verbs-webp/67232565.webp
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
stem saam
Die bure kon nie oor die kleur saamstem nie.
cms/verbs-webp/97188237.webp
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
dans
Hulle dans ’n tango uit liefde.
cms/verbs-webp/120686188.webp
studeren
De meisjes studeren graag samen.
studeer
Die meisies hou daarvan om saam te studeer.
cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
hou van
Sy hou meer van sjokolade as van groente.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
terugstel
Binnekort moet ons die klok weer terugstel.