Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
voorberei
’n Heerlike ontbyt is voorberei!

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
versorg
Ons opsigter sorg vir sneeuverwydering.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
uitpraat
Sy wil by haar vriendin uitpraat.

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
uitdruk
Sy druk die suurlemoen uit.

schrijven
Hij schrijft een brief.
skryf
Hy skryf ’n brief.

de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
terugvind
Ek kan my weg nie terugvind nie.

verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
verslaan
Die swakker hond is in die geveg verslaan.

liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
lê
Die kinders lê saam in die gras.

binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
binnegaan
Die ondergrondse het nou die stasie binngegaan.

naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
kom na jou toe
Geluk kom na jou toe.

gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
gooi
Hy gooi sy rekenaar kwaad op die vloer.
