Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
uitdruk
Sy druk die suurlemoen uit.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
verbaas
Sy was verbaas toe sy die nuus ontvang het.

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
reis
Hy hou daarvan om te reis en het baie lande gesien.

voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
voltooi
Kan jy die legkaart voltooi?

doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
deurlaat
Moet vlugtelinge by die grense deurgelaat word?

bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
bestaan
Dinosaurussen bestaan nie meer vandag nie.

willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
wil uitgaan
Sy wil haar hotel verlaat.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
lees
Ek kan nie sonder brille lees nie.

herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
herhaal
Kan jy dit asseblief herhaal?

drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
drink
Die koeie drink water uit die rivier.

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
ooplaat
Wie die vensters ooplaat, nooi inbrekers uit!
