Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
wees
Jy moet nie hartseer wees nie!

herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
herhaal
My papegaai kan my naam herhaal.

boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
ontsteld raak
Sy raak ontsteld omdat hy altyd snork.

bedekken
De waterlelies bedekken het water.
bedek
Die waterlelies bedek die water.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
let
’n Mens moet op die padtekens let.

begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
verstaan
Ek kan jou nie verstaan nie!

dansen
Ze dansen verliefd een tango.
dans
Hulle dans ’n tango uit liefde.

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
gesels
Hy gesels dikwels met sy buurman.

kopen
Ze willen een huis kopen.
koop
Hulle wil ’n huis koop.

optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
optrek
Die helikopter trek die twee mans op.

missen
Ik zal je zo erg missen!
mis
Ek gaan jou so baie mis!
