Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
opstaan vir
Die twee vriende wil altyd vir mekaar opstaan.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
verken
Die ruimtevaarders wil die ruimte verken.
cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
kyk na
Op vakansie het ek baie besienswaardighede bekyk.
cms/verbs-webp/4706191.webp
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
oefen
Die vrou oefen joga.
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
verbind wees
Alle lande op Aarde is verbind.
cms/verbs-webp/125402133.webp
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
raak
Hy het haar teer aangeraak.
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
verwyder
Die ambagsman het die ou teëls verwyder.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
praat met
Iemand moet met hom praat; hy’s so eensaam.
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
weier
Die kind weier sy kos.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
meng
Jy kan ’n gesonde slaai met groente meng.
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
sny op
Vir die slaai moet jy die komkommer op sny.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
brand
Die vleis moet nie op die rooster brand nie.