Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
spandeer
Sy het al haar geld gespandeer.
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
mis
Hy mis sy vriendin baie.
cms/verbs-webp/60395424.webp
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
spring rond
Die kind spring gelukkig rond.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
voer
Die kinders voer die perd.
cms/verbs-webp/106851532.webp
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
kyk mekaar aan
Hulle het mekaar vir ’n lang tyd aangekyk.
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
uitvoer
Hy voer die herstelwerk uit.