Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/120128475.webp
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
dink
Sy moet altyd aan hom dink.
cms/verbs-webp/91367368.webp
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
stap
Die gesin gaan Sondae stap.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
reis
Hy hou daarvan om te reis en het baie lande gesien.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
beperk
Hekke beperk ons vryheid.
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
stel voor
Die vrou stel iets aan haar vriendin voor.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
gebeur
Iets sleg het gebeur.