Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
aanstel
Die aansoeker is aangestel.

rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
rondreis
Ek het baie rond die wêreld gereis.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
beïnvloed
Laat jouself nie deur ander beïnvloed nie!

stoppen
De vrouw stopt een auto.
stop
Die vrou stop ’n kar.

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
lui
Die klok lui elke dag.

out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
buite die boks dink
Om suksesvol te wees, moet jy soms buite die boks dink.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
verloor
Wag, jy het jou beursie verloor!

inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
aanteken
Jy moet met jou wagwoord aanteken.

verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
verken
Mense wil Mars verken.

denken
Ze moet altijd aan hem denken.
dink
Sy moet altyd aan hom dink.

missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
mis
Sy het ’n belangrike afspraak gemis.
