Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/57574620.webp
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
lewer
Ons dogter lewer koerante af gedurende die vakansies.
cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
verder gaan
Jy kan nie enige verder op hierdie punt gaan nie.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
oorskry
Wale oorskry alle diere in gewig.
cms/verbs-webp/90643537.webp
zingen
De kinderen zingen een lied.
sing
Die kinders sing ’n lied.
cms/verbs-webp/40326232.webp
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
verstaan
Ek het uiteindelik die taak verstaan!
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
vervaardig
Een kan goedkoper met robotte vervaardig.
cms/verbs-webp/82378537.webp
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
wegdoen
Hierdie ou rubber bande moet afsonderlik weggedoen word.
cms/verbs-webp/90321809.webp
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
geld uitgee
Ons moet baie geld aan herstelwerk spandeer.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
bedank
Hy het sy werk bedank.
cms/verbs-webp/6307854.webp
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
kom na jou toe
Geluk kom na jou toe.
cms/verbs-webp/113966353.webp
serveren
De ober serveert het eten.
bedien
Die kelner bedien die kos.
cms/verbs-webp/119913596.webp
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
gee
Die vader wil vir sy seun ’n bietjie ekstra geld gee.