Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/8482344.webp
kussen
Hij kust de baby.
soen
Hy soen die baba.
cms/verbs-webp/122153910.webp
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
verdeel
Hulle verdeel die huishoudelike take onder mekaar.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
betaal
Sy het met ’n kredietkaart betaal.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
bespreek
Die kollegas bespreek die probleem.
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
besluit
Sy kan nie besluit watter skoene om te dra nie.
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
hou van
Die kind hou van die nuwe speelding.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
bestaan
Dinosaurussen bestaan nie meer vandag nie.
cms/verbs-webp/109766229.webp
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
voel
Hy voel dikwels alleen.
cms/verbs-webp/122010524.webp
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
onderneem
Ek het al baie reise onderneem.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
vernietig
Die lêers sal heeltemal vernietig word.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
opstaan en praat
Wie iets weet, mag in die klas opstaan en praat.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
sneeu
Dit het vandag baie gesneeu.