Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
ontslaan
My baas het my ontslaan.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
vereenvoudig
Jy moet ingewikkelde dinge vir kinders vereenvoudig.

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
korrekteer
Die onderwyser korrekteer die studente se opstelle.

worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
dronk raak
Hy raak amper elke aand dronk.

versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
stuur af
Hierdie pakkie sal binnekort afgestuur word.

beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?

liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
lieg
Soms moet mens in ’n noodgeval lieg.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
sorteer
Hy hou daarvan om sy posseëls te sorteer.

bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
dank
Hy het haar met blomme gedank.

luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
luister na
Die kinders luister graag na haar stories.

begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
verstaan
Ek kan jou nie verstaan nie!
