Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/97593982.webp
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
voorberei
’n Heerlike ontbyt is voorberei!
cms/verbs-webp/123213401.webp
haten
De twee jongens haten elkaar.
haat
Die twee seuns haat mekaar.
cms/verbs-webp/45022787.webp
doden
Ik zal de vlieg doden!
doodmaak
Ek sal die vlieg doodmaak!
cms/verbs-webp/123519156.webp
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
spandeer
Sy spandeer al haar vrye tyd buite.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
vernietig
Die lêers sal heeltemal vernietig word.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.
kyk na
Hy kyk na wie daar woon.
cms/verbs-webp/108580022.webp
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
terugkeer
Die vader het uit die oorlog teruggekeer.
cms/verbs-webp/120368888.webp
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
vertel
Sy het vir my ’n geheim vertel.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hang
Albei hang aan ’n tak.
cms/verbs-webp/102136622.webp
trekken
Hij trekt de slee.
trek
Hy trek die slede.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
hernu
Die skilder wil die muurkleur hernu.