Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/83636642.webp
slaan
Sy slaan die bal oor die net.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/89636007.webp
teken
Hy het die kontrak geteken.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeter
Sy wil haar figuur verbeter.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
cms/verbs-webp/115291399.webp
wil hê
Hy wil te veel hê!
willen
Hij wil te veel!
cms/verbs-webp/129300323.webp
raak
Die boer raak sy plante aan.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeer
Die fietse is voor die huis geparkeer.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/94312776.webp
weggee
Sy gee haar hart weg.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
cms/verbs-webp/112286562.webp
werk
Sy werk beter as ’n man.
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/102136622.webp
trek
Hy trek die slede.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/78063066.webp
hou
Ek hou my geld in my nagkassie.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbind wees
Alle lande op Aarde is verbind.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermy
Sy vermy haar kollega.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.