Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

uittrek
Hoe gaan hy daardie groot vis uittrek?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

bespreek
Die kollegas bespreek die probleem.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

lê agter
Die tyd van haar jeug lê ver agter.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

soek na
Die polisie soek na die dader.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

hernu
Die skilder wil die muurkleur hernu.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

hang af
Ystappels hang af van die dak.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

besluit
Sy kan nie besluit watter skoene om te dra nie.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

stop
Die vrou stop ’n kar.
stoppen
De vrouw stopt een auto.

bou
Die kinders bou ’n hoë toring.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

gebeur aan
Het iets met hom in die werkongeluk gebeur?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?

sterf
Baie mense sterf in flieks.
sterven
Veel mensen sterven in films.
