Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/18316732.webp
prejsť
Auto prejde stromom.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/114993311.webp
vidieť
S okuliarmi vidíte lepšie.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/91147324.webp
odmeniť
Bol odmenený medailou.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/20225657.webp
žiadať
Moje vnúča odo mňa žiada veľa.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
cms/verbs-webp/100466065.webp
vynechať
Môžete vynechať cukor v čaji.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/123834435.webp
vrátiť
Prístroj je vadný; predajca ho musí vrátiť.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
cms/verbs-webp/68212972.webp
ozvať sa
Kto vie niečo, môže sa v triede ozvať.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/4706191.webp
cvičiť
Tá žena cvičí jogu.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/86196611.webp
zraziť
Bohužiaľ, mnoho zvierat stále zražajú autá.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/111615154.webp
odviezť
Mama odviezla dcéru domov.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/71612101.webp
vstúpiť
Metro práve vstúpilo na stanicu.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/105875674.webp
kopnúť
V bojových umeniach musíte vedieť dobre kopnúť.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.