Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/40129244.webp
išeiti
Ji išeina iš automobilio.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/124545057.webp
klausytis
Vaikai mėgsta klausytis jos pasakojimų.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/98082968.webp
klausytis
Jis jos klausosi.
luisteren
Hij luistert naar haar.
cms/verbs-webp/43100258.webp
susitikti
Kartais jie susitinka laiptinėje.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
cms/verbs-webp/86064675.webp
stumti
Automobilis sustojo ir jį teko stumti.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/121670222.webp
sekti
Viščiukai visada seka savo motiną.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
cms/verbs-webp/116835795.webp
atvykti
Daug žmonių atvyksta atostogauti su kemperiu.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
cms/verbs-webp/75423712.webp
pasikeisti
Šviesoforas pasikeitė į žalią.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
cms/verbs-webp/110045269.webp
užbaigti
Jis kiekvieną dieną užbaigia savo bėgimo trasą.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/117311654.webp
nešti
Jie neša savo vaikus ant nugarų.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/90287300.webp
skambėti
Ar girdite varpelių skambį?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/115153768.webp
matyti
Per mano naujus akinius viską matau aiškiai.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.