Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

mylėti
Ji tikrai myli savo arklią.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

dainuoti
Vaikai dainuoja dainą.
zingen
De kinderen zingen een lied.

spirti
Jie mėgsta spirti, bet tik stalo futbolo žaidime.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

parvežti
Mama parveža dukrą namo.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

sudegti
Mėsa negali sudegti ant grilio.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

važiuoti
Vaikai mėgsta važinėtis dviračiais ar paspirtukais.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

sustabdyti
Moteris-policininkė sustabdo automobilį.
stoppen
De agente stopt de auto.

padėti
Visi padeda pastatyti palapinę.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

reikėti
Aš ištroškęs, man reikia vandens!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!

sukelti
Alkoholis gali sukelti galvos skausmą.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

pristatyti
Jis pristato picas į namus.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
