Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
bewerten
Er bewertet die Leistung des Unternehmens.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
rufen
Der Junge ruft so laut er kann.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
erledigen
Bei uns erledigt der Hausmeister den Winterdienst.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
vorlassen
Niemand will ihn an der Kasse im Supermarkt vorlassen.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
bilden
Wir bilden zusammen ein gutes Team.
vormen
We vormen samen een goed team.
bedienen
Der Koch bedient uns heute selbst.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
klingeln
Wer hat an der Tür geklingelt?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
aufmachen
Das Kind macht sein Geschenk auf.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
bereichern
Gewürze bereichern unser Essen.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
bauen
Die Kinder bauen einen hohen Turm.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
warten
Sie wartet auf den Bus.
wachten
Ze wacht op de bus.