Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/28787568.webp
verlorengehen
Heute ist mein Schlüssel verlorengegangen!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
cms/verbs-webp/113415844.webp
austreten
Viele Engländer wollten aus der EU austreten.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/118826642.webp
erklären
Opa erklärt dem Enkel die Welt.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/120870752.webp
hinausziehen
Wie soll er nur diesen dicken Fisch hinausziehen?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/99207030.webp
eintreffen
Das Flugzeug ist pünktlich eingetroffen.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/73751556.webp
beten
Er betet still.
bidden
Hij bidt in stilte.
cms/verbs-webp/113253386.webp
klappen
Dieses Mal hat es nicht geklappt.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/105875674.webp
treten
Im Kampfsport muss man gut treten können.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/8482344.webp
küssen
Er küsst das Baby.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/123211541.webp
schneien
Heute hat es viel geschneit.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/122632517.webp
schiefgehen
Heute geht auch alles schief!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
cms/verbs-webp/116067426.webp
weglaufen
Alle liefen vor dem Feuer weg.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.