Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
verlorengehen
Heute ist mein Schlüssel verlorengegangen!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
austreten
Viele Engländer wollten aus der EU austreten.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
erklären
Opa erklärt dem Enkel die Welt.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
hinausziehen
Wie soll er nur diesen dicken Fisch hinausziehen?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
eintreffen
Das Flugzeug ist pünktlich eingetroffen.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
beten
Er betet still.
bidden
Hij bidt in stilte.
klappen
Dieses Mal hat es nicht geklappt.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
treten
Im Kampfsport muss man gut treten können.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
küssen
Er küsst das Baby.
kussen
Hij kust de baby.
schneien
Heute hat es viel geschneit.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
schiefgehen
Heute geht auch alles schief!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!