Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/58477450.webp
vermieten
Er vermietet sein Haus.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/108350963.webp
bereichern
Gewürze bereichern unser Essen.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/78932829.webp
unterstützen
Wir unterstützen die Kreativität unseres Kindes.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
cms/verbs-webp/73880931.webp
putzen
Der Arbeiter putzt das Fenster.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/102631405.webp
vergessen
Sie will die Vergangenheit nicht vergessen.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/106515783.webp
zerstören
Der Tornado zerstört viele Häuser.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/34725682.webp
vorschlagen
Die Frau schlägt ihrer Freundin etwas vor.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/120193381.webp
heiraten
Das Paar hat gerade geheiratet.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/47969540.webp
erblinden
Der Mann mit den Abzeichen ist erblindet.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/80060417.webp
wegfahren
Sie fährt mit ihrem Wagen weg.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/84314162.webp
ausbreiten
Er breitet die Arme weit aus.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/93697965.webp
herumfahren
Die Autos fahren im Kreis herum.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.