Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/99769691.webp
mööda minema
Rong sõidab meist mööda.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/114379513.webp
katma
Vesiroosid katab vee.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/93393807.webp
juhtuma
Unenägudes juhtub kummalisi asju.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/11579442.webp
viskama
Nad viskavad teineteisele palli.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/92266224.webp
välja lülitama
Ta lülitab elektri välja.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/130288167.webp
puhastama
Ta puhastab kööki.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/106608640.webp
kasutama
Isegi väikesed lapsed kasutavad tahvelarvuteid.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/88597759.webp
vajutama
Ta vajutab nuppu.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/81740345.webp
kokku võtma
Sa pead sellest tekstist olulisemad punktid kokku võtma.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
cms/verbs-webp/71883595.webp
eirama
Laps eirab oma ema sõnu.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/102397678.webp
avaldama
Reklaami avaldatakse sageli ajalehtedes.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
cms/verbs-webp/114091499.webp
treenima
Koera treenib tema.
trainen
De hond wordt door haar getraind.