Sõnavara

Õppige tegusõnu – hollandi

cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
jooma
Ta joob teed.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
pakkuma
Mida sa mulle oma kala eest pakud?
cms/verbs-webp/122394605.webp
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
vahetama
Automehaanik vahetab rehve.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
vallandama
Ülemus on ta vallandanud.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
sisse logima
Peate parooliga sisse logima.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
istuma
Paljud inimesed istuvad toas.
cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
mainima
Ülemus mainis, et ta vallandab ta.
cms/verbs-webp/100434930.webp
eindigen
De route eindigt hier.
lõppema
Marsruut lõpeb siin.
cms/verbs-webp/46602585.webp
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
transportima
Me transpordime jalgrattaid auto katuse peal.
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
eemaldama
Kuidas saab punase veini plekki eemaldada?
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
eksima
Mõtle hoolikalt, et sa ei eksiks!
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
ostma
Nad soovivad osta maja.