Sõnavara

Õppige tegusõnu – hollandi

cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
alla kriipsutama
Ta kriipsutas oma väidet alla.
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
soovitama
Naine soovitab midagi oma sõbrale.
cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
toimetama
Ta toimetab pitsasid kodudesse.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
sõltuma
Ta on pime ja sõltub välisabist.
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
piirama
Dieedi ajal peab toidu tarbimist piirama.
cms/verbs-webp/118483894.webp
genieten
Ze geniet van het leven.
nautima
Ta naudib elu.
cms/verbs-webp/95056918.webp
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
juhtima
Ta juhib tüdrukut käest.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
usaldama
Me kõik usaldame teineteist.
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
meeldima
Lapsele meeldib uus mänguasi.
cms/verbs-webp/99169546.webp
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
vaatama
Kõik vaatavad oma telefone.
cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
põhjustama
Alkohol võib põhjustada peavalu.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
uurima
Astronaudid tahavad uurida kosmost.