Sõnavara

Õppige tegusõnu – hollandi

cms/verbs-webp/117953809.webp
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
taluma
Ta ei talu laulmist.
cms/verbs-webp/88615590.webp
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
kirjeldama
Kuidas saab värve kirjeldada?
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
näitama
Ma saan näidata oma passis viisat.
cms/verbs-webp/99592722.webp
vormen
We vormen samen een goed team.
moodustama
Me moodustame koos hea meeskonna.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
tänama
Ta tänas teda lilledega.
cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
kuulama
Ta kuulab ja kuuleb heli.
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
tagasi tulema
Bumerang tuli tagasi.
cms/verbs-webp/124545057.webp
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
kuulama
Lapsed armastavad kuulata tema lugusid.
cms/verbs-webp/109434478.webp
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
avama
Festival avati ilutulestikuga.
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
teadma
Laps teab oma vanemate tülist.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
kõrbema
Liha ei tohi grillil kõrbema minna.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
uurima
Astronaudid tahavad uurida kosmost.