Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

hoolitsema
Meie poeg hoolitseb väga oma uue auto eest.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

kritiseerima
Ülemus kritiseerib töötajat.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.

tagama
Kindlustus tagab kaitse õnnetuste korral.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

koju tulema
Isa on lõpuks koju tulnud!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

sobivaks lõikama
Kangas lõigatakse sobivaks.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

ära jooksma
Meie kass jooksis ära.
weglopen
Onze kat is weggelopen.

suurendama
Rahvastik on märkimisväärselt suurenenud.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.

palkima
Taotlejat palkati.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

hindama
Ta hindab ettevõtte tulemusi.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.

lahkuma
Laev lahkub sadamast.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

moodustama
Me moodustame koos hea meeskonna.
vormen
We vormen samen een goed team.
