Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

keerama
Võid keerata vasakule.
draaien
Je mag naar links draaien.

avama
Laps avab oma kingituse.
openen
Het kind opent zijn cadeau.

sisse logima
Peate parooliga sisse logima.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

kõndima
Sellel teel ei tohi kõndida.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

kõrbema
Liha ei tohi grillil kõrbema minna.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

jagama
Meil tuleb õppida oma rikkust jagama.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

põhjustama
Alkohol võib põhjustada peavalu.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

eelistama
Meie tütar ei loe raamatuid; ta eelistab oma telefoni.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

parkima
Autod on maa-aluses garaažis parkitud.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

kuulama
Ta kuulab ja kuuleb heli.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

minema sõitma
Kui tuli muutus, sõitsid autod minema.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
