Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/106279322.webp
reisima
Meile meeldib Euroopas reisida.
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/113671812.webp
jagama
Meil tuleb õppida oma rikkust jagama.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/101742573.webp
värvima
Ta on oma käed ära värvind.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/33688289.webp
sisse laskma
Võõraid ei tohiks kunagi sisse lasta.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/125116470.webp
usaldama
Me kõik usaldame teineteist.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/102823465.webp
näitama
Ma saan näidata oma passis viisat.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/44127338.webp
loobuma
Ta loobus oma tööst.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
cms/verbs-webp/120368888.webp
rääkima
Ta rääkis mulle saladuse.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/81885081.webp
põletama
Ta põletas tiku.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
cms/verbs-webp/100466065.webp
välja jätma
Sa võid tee sisse suhkru välja jätta.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/118232218.webp
kaitsma
Lapsi tuleb kaitsta.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/5161747.webp
eemaldama
Kopplaadur eemaldab mulda.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.