Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/96586059.webp
licenziare
Il capo lo ha licenziato.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/91906251.webp
chiamare
Il ragazzo chiama il più forte possibile.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/86064675.webp
spingere
L’auto si è fermata e ha dovuto essere spinta.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uscire
Alle ragazze piace uscire insieme.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/31726420.webp
rivolgersi
Si rivolgono l’uno all’altro.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/64053926.webp
superare
Gli atleti superano la cascata.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/91442777.webp
calpestare
Non posso calpestare il terreno con questo piede.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/61280800.webp
esercitare autocontrollo
Non posso spendere troppo; devo esercitare autocontrollo.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/86583061.webp
pagare
Ha pagato con carta di credito.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/97119641.webp
dipingere
La macchina viene dipinta di blu.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/102238862.webp
visitare
Un vecchio amico la visita.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/121928809.webp
rafforzare
La ginnastica rafforza i muscoli.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.