Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/47737573.webp
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
essere interessato
Il nostro bambino è molto interessato alla musica.
cms/verbs-webp/97784592.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
prestare attenzione
Bisogna prestare attenzione ai segnali stradali.
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
allontanare
Un cigno ne allontana un altro.
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
servire
Oggi lo chef ci serve personalmente.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
ascoltare
Gli piace ascoltare il ventre di sua moglie incinta.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
accedere
Devi accedere con la tua password.
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
decidere
Non riesce a decidere quale paio di scarpe mettere.
cms/verbs-webp/40632289.webp
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
chiacchierare
Gli studenti non dovrebbero chiacchierare durante la lezione.
cms/verbs-webp/42212679.webp
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
lavorare per
Ha lavorato duramente per i suoi buoni voti.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
svegliare
La sveglia la sveglia alle 10 del mattino.
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
rifiutare
Il bambino rifiuta il suo cibo.
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
ripetere
Lo studente ha ripetuto un anno.