Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/60111551.webp
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
prendere
Lei deve prendere molti farmaci.
cms/verbs-webp/27076371.webp
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
appartenere
Mia moglie mi appartiene.
cms/verbs-webp/113671812.webp
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
condividere
Dobbiamo imparare a condividere la nostra ricchezza.
cms/verbs-webp/119613462.webp
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
aspettare
Mia sorella aspetta un bambino.
cms/verbs-webp/83776307.webp
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
trasferirsi
Mio nipote si sta trasferendo.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
frusciare
Le foglie frusciano sotto i miei piedi.
cms/verbs-webp/93697965.webp
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
girare
Le auto girano in cerchio.
cms/verbs-webp/108350963.webp
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
arricchire
Le spezie arricchiscono il nostro cibo.
cms/verbs-webp/103797145.webp
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
assumere
L’azienda vuole assumere più persone.
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
accettare
Qui si accettano carte di credito.
cms/verbs-webp/32312845.webp
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
escludere
Il gruppo lo esclude.
cms/verbs-webp/115153768.webp
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
vedere chiaramente
Posso vedere tutto chiaramente con i miei nuovi occhiali.