Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/90773403.webp
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
seguire
Il mio cane mi segue quando faccio jogging.
cms/verbs-webp/111750395.webp
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
tornare
Lui non può tornare indietro da solo.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
picchiare
I genitori non dovrebbero picchiare i loro figli.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reizen
We reizen graag door Europa.
viaggiare
Ci piace viaggiare in Europa.
cms/verbs-webp/114272921.webp
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
guidare
I cowboy guidano il bestiame con i cavalli.
cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
omettere
Puoi omettere lo zucchero nel tè.
cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
parlare
Lui parla al suo pubblico.
cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
ritrovare la strada
Non riesco a ritrovare la strada di ritorno.
cms/verbs-webp/98294156.webp
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
commerciare
Le persone commerciano mobili usati.
cms/verbs-webp/61826744.webp
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
creare
Chi ha creato la Terra?
cms/verbs-webp/120801514.webp
missen
Ik zal je zo erg missen!
mancare
Mi mancherai tanto!
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
sorprendere
Lei ha sorpreso i suoi genitori con un regalo.