Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/102169451.webp
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
gestire
Bisogna gestire i problemi.
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
rimuovere
L’artigiano ha rimosso le vecchie piastrelle.
cms/verbs-webp/70864457.webp
brengen
De bezorger brengt het eten.
portare
Il fattorino sta portando il cibo.
cms/verbs-webp/5161747.webp
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
rimuovere
L’escavatore sta rimuovendo il terreno.
cms/verbs-webp/32312845.webp
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
escludere
Il gruppo lo esclude.
cms/verbs-webp/90643537.webp
zingen
De kinderen zingen een lied.
cantare
I bambini cantano una canzone.
cms/verbs-webp/118008920.webp
beginnen
School begint net voor de kinderen.
iniziare
La scuola sta appena iniziando per i bambini.