Vocabolario
Impara i verbi – Olandese

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
lasciare
Molti inglesi volevano lasciare l’UE.

mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
mescolare
Puoi fare un’insalata sana mescolando verdure.

garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantire
L’assicurazione garantisce protezione in caso di incidenti.

redden
De dokters konden zijn leven redden.
salvare
I medici sono riusciti a salvargli la vita.

schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
dipingere
Lei ha dipinto le sue mani.

verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
esplorare
Gli umani vogliono esplorare Marte.

liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
mentire
A volte si deve mentire in una situazione di emergenza.

vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
tradurre
Lui può tradurre tra sei lingue.

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
indietreggiare
Presto dovremo indietreggiare di nuovo l’orologio.

annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cancellare
Ha purtroppo cancellato l’incontro.

werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
funzionare
La moto è rotta; non funziona più.
