Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
lasciare
Molti inglesi volevano lasciare l’UE.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
mescolare
Puoi fare un’insalata sana mescolando verdure.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantire
L’assicurazione garantisce protezione in caso di incidenti.
cms/verbs-webp/123953850.webp
redden
De dokters konden zijn leven redden.
salvare
I medici sono riusciti a salvargli la vita.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
dipingere
Lei ha dipinto le sue mani.
cms/verbs-webp/99633900.webp
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
esplorare
Gli umani vogliono esplorare Marte.
cms/verbs-webp/99725221.webp
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
mentire
A volte si deve mentire in una situazione di emergenza.
cms/verbs-webp/94482705.webp
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
tradurre
Lui può tradurre tra sei lingue.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
indietreggiare
Presto dovremo indietreggiare di nuovo l’orologio.
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cancellare
Ha purtroppo cancellato l’incontro.
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
funzionare
La moto è rotta; non funziona più.
cms/verbs-webp/104476632.webp
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
lavare
Non mi piace lavare i piatti.