Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantire
L’assicurazione garantisce protezione in caso di incidenti.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
amare
Lei ama davvero il suo cavallo.
cms/verbs-webp/123546660.webp
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
controllare
Il meccanico controlla le funzioni dell’auto.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
proteggere
Un casco dovrebbe proteggere dagli incidenti.
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
mancare
Ha mancato il chiodo e si è ferito.
cms/verbs-webp/93697965.webp
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
girare
Le auto girano in cerchio.
cms/verbs-webp/118064351.webp
vermijden
Hij moet noten vermijden.
evitare
Lui deve evitare le noci.
cms/verbs-webp/91603141.webp
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
scappare
Alcuni bambini scappano da casa.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
nominare
Quanti paesi puoi nominare?
cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
raccogliere
Abbiamo raccolto molto vino.
cms/verbs-webp/119302514.webp
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
chiamare
La ragazza sta chiamando la sua amica.
cms/verbs-webp/110775013.webp
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
annotare
Vuole annotare la sua idea imprenditoriale.