Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/105224098.webp
confermare
Ha potuto confermare la buona notizia a suo marito.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
cms/verbs-webp/111063120.webp
conoscere
I cani sconosciuti vogliono conoscersi.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/113136810.webp
spedire
Questo pacco verrà spedito presto.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
cms/verbs-webp/120220195.webp
vendere
I commercianti stanno vendendo molte merci.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
cms/verbs-webp/38753106.webp
parlare
Non bisognerebbe parlare troppo forte al cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/117897276.webp
ricevere
Ha ricevuto un aumento dal suo capo.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
cms/verbs-webp/104135921.webp
entrare
Lui entra nella stanza d’albergo.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/113671812.webp
condividere
Dobbiamo imparare a condividere la nostra ricchezza.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/122010524.webp
intraprendere
Ho intrapreso molti viaggi.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/38296612.webp
esistere
I dinosauri non esistono più oggi.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
cms/verbs-webp/33564476.webp
consegnare
Il ragazzo delle pizze consegna la pizza.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/23258706.webp
sollevare
L’elicottero solleva i due uomini.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.