Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/106622465.webp
sentar-se
Ela se senta à beira-mar ao pôr do sol.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
cms/verbs-webp/62069581.webp
enviar
Estou te enviando uma carta.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/44127338.webp
desistir
Ele desistiu do seu trabalho.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
cms/verbs-webp/19351700.webp
fornecer
Cadeiras de praia são fornecidas para os veranistas.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
cms/verbs-webp/101630613.webp
procurar
O ladrão procura a casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
cms/verbs-webp/131098316.webp
casar
Menores de idade não são permitidos se casar.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/123170033.webp
falir
O negócio provavelmente irá falir em breve.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
cms/verbs-webp/10206394.webp
suportar
Ela mal consegue suportar a dor!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/23257104.webp
empurrar
Eles empurram o homem para a água.
duwen
Ze duwen de man het water in.
cms/verbs-webp/25599797.webp
economizar
Você economiza dinheiro quando diminui a temperatura do ambiente.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
cms/verbs-webp/66787660.webp
pintar
Quero pintar meu apartamento.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/94555716.webp
tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.