Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

ter vez
Por favor, espere, você terá sua vez em breve!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!

imaginar
Ela imagina algo novo todos os dias.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

achar difícil
Ambos acham difícil dizer adeus.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.

gostar
A criança gosta do novo brinquedo.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.

reduzir
Definitivamente preciso reduzir meus custos de aquecimento.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.

limpar
O trabalhador está limpando a janela.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

caminhar
Ele gosta de caminhar na floresta.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

atropelar
Um ciclista foi atropelado por um carro.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

fugir
Nosso gato fugiu.
weglopen
Onze kat is weggelopen.

punir
Ela puniu sua filha.
straffen
Ze strafte haar dochter.

mostrar
Posso mostrar um visto no meu passaporte.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
