Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
descrever
Como se pode descrever cores?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
ouvir
Não consigo ouvir você!
horen
Ik kan je niet horen!
viver
Eles vivem em um apartamento compartilhado.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
afastar
Um cisne afasta o outro.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
tocar
O agricultor toca suas plantas.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
produzir
Pode-se produzir mais barato com robôs.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
gostar
Ela gosta mais de chocolate do que de legumes.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
participar
Ele está participando da corrida.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
parar
A mulher para um carro.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
votar
Os eleitores estão votando em seu futuro hoje.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.