Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

stići
Avion je stigao na vrijeme.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

pustiti ispred
Niko ne želi da ga pusti da ide ispred na blagajni u supermarketu.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

posluživati
Konobar poslužuje hranu.
serveren
De ober serveert het eten.

govoriti
On govori svojoj publici.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

obratiti pažnju na
Treba obratiti pažnju na saobraćajne znakove.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

izumrijeti
Mnoge životinje su izumrle danas.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.

birati
Uzela je telefon i birala broj.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

pjevati
Djeca pjevaju pjesmu.
zingen
De kinderen zingen een lied.

narezati
Za salatu treba narezati krastavac.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

sadržavati
Riba, sir i mlijeko sadrže puno proteina.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

govoriti
U kinu se ne bi trebalo govoriti preglasno.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
