Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

gledati
Na odmoru sam pogledao mnoge znamenitosti.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

ležati
Djeca leže zajedno u travi.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.

ograničiti
Tokom dijete morate ograničiti unos hrane.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

otploviti
Brod otplovljava iz luke.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

dostaviti
Naša kćerka dostavlja novine za vrijeme praznika.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

pogađati
Moraš pogoditi ko sam!
raden
Je moet raden wie ik ben!

posjetiti
Ona posjećuje Pariz.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.

izgubiti se
Moj ključ se izgubio danas!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!

ukloniti
Majstor je uklonio stare pločice.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

baciti
On ljutito baca svoj računar na pod.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

oštetiti
Dva auta su oštećena u nesreći.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
