Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch
pozvati
Moj učitelj me često poziva.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
podržati
Rado podržavamo vašu ideju.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
vježbati
Žena vježba jogu.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
potvrditi
Mogla je potvrditi dobre vijesti svom mužu.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
krenuti
Kada se svjetlo promijenilo, automobili su krenuli.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
prihvatiti
Neki ljudi ne žele prihvatiti istinu.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
spomenuti
Koliko puta moram spomenuti ovu raspravu?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
dobiti bolovanje
Mora dobiti bolovanje od doktora.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
početi
Planinari su počeli rano ujutro.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
naviknuti se
Djeca se moraju naviknuti na pranje zuba.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
uputiti
Nastavnik se upućuje na primjer na ploči.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.