Woordenlijst

Leer werkwoorden – Bosnisch

cms/verbs-webp/125376841.webp
gledati
Na odmoru sam pogledao mnoge znamenitosti.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/61389443.webp
ležati
Djeca leže zajedno u travi.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/129244598.webp
ograničiti
Tokom dijete morate ograničiti unos hrane.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/22225381.webp
otploviti
Brod otplovljava iz luke.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/57574620.webp
dostaviti
Naša kćerka dostavlja novine za vrijeme praznika.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/119379907.webp
pogađati
Moraš pogoditi ko sam!
raden
Je moet raden wie ik ben!
cms/verbs-webp/118003321.webp
posjetiti
Ona posjećuje Pariz.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/28787568.webp
izgubiti se
Moj ključ se izgubio danas!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
cms/verbs-webp/77572541.webp
ukloniti
Majstor je uklonio stare pločice.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/44269155.webp
baciti
On ljutito baca svoj računar na pod.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
cms/verbs-webp/85968175.webp
oštetiti
Dva auta su oštećena u nesreći.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/109766229.webp
osjećati
Često se osjeća samim.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.