Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

passar a través
El cotxe passa a través d’un arbre.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

agradar
A ella li agrada més la xocolata que les verdures.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.

traduir
Ell pot traduir entre sis idiomes.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

conviure
Els dos planejen conviure aviat.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

expressar-se
Ella vol expressar-se al seu amic.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

trucar
Qui va trucar al timbre?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

utilitzar
Ella utilitza productes cosmètics diàriament.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.

perdre
Espera, has perdut la teva cartera!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

permetre
No s’hauria de permetre la depressió.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

trobar-se
Els amics es van trobar per un sopar compartit.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

passar
Els doctors passen pel pacient cada dia.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
