Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

teikt runu
Politikis teic runu daudzu studentu priekšā.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

pavadīt nakti
Mēs pavadām nakti mašīnā.
overnachten
We overnachten in de auto.

uzrakstīt
Mākslinieki uzrakstījuši uz visām sienām.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

runāt
Viņš runā ar savu auditoriju.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

izslēgt
Viņa izslēdz elektroenerģiju.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.

balsot
Cilvēki balso par vai pret kandidātu.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

lūgt
Viņš lūdz viņai piedošanu.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

nogalināt
Es nogalināšu muklāju!
doden
Ik zal de vlieg doden!

beigties
Maršruts beidzas šeit.
eindigen
De route eindigt hier.

aizstāvēt
Diviem draugiem vienmēr vēlas viens otru aizstāvēt.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

snigt
Šodien daudz sniga.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
