Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

conversar
Ele frequentemente conversa com seu vizinho.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

morrer
Muitas pessoas morrem em filmes.
sterven
Veel mensen sterven in films.

mudar
A luz mudou para verde.
veranderen
Het licht veranderde in groen.

aparecer
Um peixe enorme apareceu repentinamente na água.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

explorar
Os astronautas querem explorar o espaço sideral.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

deixar intacto
A natureza foi deixada intacta.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.

resumir
Você precisa resumir os pontos chave deste texto.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.

gritar
Se você quer ser ouvido, tem que gritar sua mensagem alto.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

cometer um erro
Pense bem para não cometer um erro!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

perder
O homem perdeu seu trem.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

perder
Ele perdeu a chance de um gol.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
