Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/94312776.webp
give away
She gives away her heart.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
cms/verbs-webp/109766229.webp
feel
He often feels alone.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/23258706.webp
pull up
The helicopter pulls the two men up.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
cms/verbs-webp/8482344.webp
kiss
He kisses the baby.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/121102980.webp
ride along
May I ride along with you?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/61806771.webp
bring
The messenger brings a package.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/118549726.webp
check
The dentist checks the teeth.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/113966353.webp
serve
The waiter serves the food.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/47062117.webp
get by
She has to get by with little money.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/118826642.webp
explain
Grandpa explains the world to his grandson.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/123237946.webp
happen
An accident has happened here.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/112444566.webp
talk to
Someone should talk to him; he’s so lonely.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.