Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/85860114.webp
go further
You can’t go any further at this point.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/84314162.webp
spread out
He spreads his arms wide.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/125402133.webp
touch
He touched her tenderly.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publish
Advertising is often published in newspapers.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
cms/verbs-webp/95543026.webp
take part
He is taking part in the race.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/115224969.webp
forgive
I forgive him his debts.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/61280800.webp
exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/43532627.webp
live
They live in a shared apartment.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
cms/verbs-webp/106787202.webp
come home
Dad has finally come home!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/104825562.webp
set
You have to set the clock.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/74176286.webp
protect
The mother protects her child.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/102167684.webp
compare
They compare their figures.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.