Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

miss
I will miss you so much!
missen
Ik zal je zo erg missen!

influence
Don’t let yourself be influenced by others!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

move out
The neighbor is moving out.
verhuizen
De buurman verhuist.

send off
This package will be sent off soon.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

provide
Beach chairs are provided for the vacationers.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

wash up
I don’t like washing the dishes.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

taste
The head chef tastes the soup.
proeven
De chef-kok proeft de soep.

turn to
They turn to each other.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

ring
Do you hear the bell ringing?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

cancel
He unfortunately canceled the meeting.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

understand
I can’t understand you!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
