Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/111750432.webp
hang
Both are hanging on a branch.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/121870340.webp
run
The athlete runs.
rennen
De atleet rent.
cms/verbs-webp/67035590.webp
jump
He jumped into the water.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/78932829.webp
support
We support our child’s creativity.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
cms/verbs-webp/103232609.webp
exhibit
Modern art is exhibited here.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/123211541.webp
snow
It snowed a lot today.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/110322800.webp
talk badly
The classmates talk badly about her.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/108295710.webp
spell
The children are learning to spell.
spellen
De kinderen leren spellen.
cms/verbs-webp/75281875.webp
take care of
Our janitor takes care of snow removal.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/79582356.webp
decipher
He deciphers the small print with a magnifying glass.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/44127338.webp
quit
He quit his job.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
cms/verbs-webp/127554899.webp
prefer
Our daughter doesn’t read books; she prefers her phone.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.