Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

transport
We transport the bikes on the car roof.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

paint
I’ve painted a beautiful picture for you!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

consume
She consumes a piece of cake.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

log in
You have to log in with your password.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

kick
Be careful, the horse can kick!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

vote
One votes for or against a candidate.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

fire
My boss has fired me.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

protect
A helmet is supposed to protect against accidents.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

feel
He often feels alone.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

publish
The publisher puts out these magazines.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
