Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)
park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
set up
My daughter wants to set up her apartment.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
beat
Parents shouldn’t beat their children.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
lose
Wait, you’ve lost your wallet!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
prefer
Many children prefer candy to healthy things.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
return
The teacher returns the essays to the students.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
do
You should have done that an hour ago!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
think
You have to think a lot in chess.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
get upset
She gets upset because he always snores.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
burn
You shouldn’t burn money.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cut to size
The fabric is being cut to size.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.