Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)
clean
She cleans the kitchen.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
thank
He thanked her with flowers.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
throw
He throws his computer angrily onto the floor.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
cut to size
The fabric is being cut to size.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
send
This company sends goods all over the world.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
turn
She turns the meat.
draaien
Ze draait het vlees.
cancel
The contract has been canceled.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
handle
One has to handle problems.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
reply
She always replies first.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
jump
He jumped into the water.
springen
Hij sprong in het water.
create
Who created the Earth?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?