Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

zaposliti
Kandidat je zaposlen.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

propustiti
Čovjek je propustio svoj vlak.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

pozvoniti
Ko je pozvonio na vrata?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

dodati
Ona dodaje malo mlijeka u kafu.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

nagraditi
On je nagrađen medaljom.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

brinuti se
Naš domar se brine za čišćenje snijega.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

doći na red
Molimo čekajte, uskoro ćete doći na red!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!

naglasiti
Oči možete dobro naglasiti šminkom.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

preskočiti
Sportista mora preskočiti prepreku.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

ponoviti godinu
Student je ponovio godinu.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

pregledati
Zubar pregledava zube.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
