Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

voziti se
Nakon kupovine, njih dvoje voze se kući.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

proći pored
Vlak prolazi pored nas.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

povući
On povlači sanku.
trekken
Hij trekt de slee.

pregledati
Zubar pregledava zube.
controleren
De tandarts controleert de tanden.

okusiti
Ovo stvarno dobro okusi!
smaken
Dit smaakt echt goed!

poslati
Ovaj paket će uskoro biti poslan.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

imenovati
Koliko zemalja možeš imenovati?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

ponoviti
Možete li to, molim vas, ponoviti?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

stići
Mnogo ljudi stiže kamperom na odmor.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

zapisati
Morate zapisati lozinku!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

prekriti
Dijete prekriva svoje uši.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
