Woordenlijst
Leer werkwoorden – Hebreeuws

לא להכות
ההורים לא צריכים להכות את הילדים שלהם.
la lhkvt
hhvrym la tsrykym lhkvt at hyldym shlhm.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

לרכוב
לילדים אוהבים לרכוב על אופניים או קורקינטים.
lrkvb
lyldym avhbym lrkvb ’el avpnyym av qvrqyntym.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

לטייל
אנחנו אוהבים לטייל באירופה.
ltyyl
anhnv avhbym ltyyl bayrvph.
reizen
We reizen graag door Europa.

להמשיך
אתה לא יכול להמשיך יותר מכאן.
lhmshyk
ath la ykvl lhmshyk yvtr mkan.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

מוסיפה
האם מוסיפה את הבת הביתה.
mvsyph
ham mvsyph at hbt hbyth.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

להתחיל
הטיילים התחילו מוקדם בבוקר.
lhthyl
htyylym hthylv mvqdm bbvqr.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

להחזיר
הכלב החזיר את הצעצוע.
lhhzyr
hklb hhzyr at hts’etsv’e.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

יודע
הילדים סקרניים מאוד וכבר יודעים הרבה.
yvd’e
hyldym sqrnyym mavd vkbr yvd’eym hrbh.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.

רוצה לצאת
הילד רוצה לצאת החוצה.
rvtsh ltsat
hyld rvtsh ltsat hhvtsh.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

לצעוק
אם אתה רוצה להישמע, עליך לצעוק את הודעתך בקול.
lts’evq
am ath rvtsh lhyshm’e, ’elyk lts’evq at hvd’etk bqvl.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

מכסות
עלי הסופגנייה מכסות את המים.
mksvt
’ely hsvpgnyyh mksvt at hmym.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
