Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

prepare
A delicious breakfast is prepared!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!

dare
They dared to jump out of the airplane.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

serve
The waiter serves the food.
serveren
De ober serveert het eten.

explore
The astronauts want to explore outer space.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

sing
The children sing a song.
zingen
De kinderen zingen een lied.

sign
He signed the contract.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

forget
She doesn’t want to forget the past.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

understand
One cannot understand everything about computers.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

leave standing
Today many have to leave their cars standing.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

want
He wants too much!
willen
Hij wil te veel!

imagine
She imagines something new every day.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
