Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

arrive
He arrived just in time.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.

let through
Should refugees be let through at the borders?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

comment
He comments on politics every day.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

stand up
She can no longer stand up on her own.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

cry
The child is crying in the bathtub.
huilen
Het kind huilt in het bad.

throw
He throws the ball into the basket.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.

miss
He misses his girlfriend a lot.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.

cancel
He unfortunately canceled the meeting.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

say goodbye
The woman says goodbye.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

sell
The traders are selling many goods.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

exclude
The group excludes him.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
