Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/123213401.webp
hate
The two boys hate each other.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/103719050.webp
develop
They are developing a new strategy.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
cms/verbs-webp/102049516.webp
leave
The man leaves.
verlaten
De man vertrekt.
cms/verbs-webp/119404727.webp
do
You should have done that an hour ago!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
cms/verbs-webp/120282615.webp
invest
What should we invest our money in?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/86196611.webp
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/110347738.webp
delight
The goal delights the German soccer fans.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hang down
The hammock hangs down from the ceiling.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/112286562.webp
work
She works better than a man.
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/1502512.webp
read
I can’t read without glasses.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/108118259.webp
forget
She’s forgotten his name now.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
cms/verbs-webp/105504873.webp
want to leave
She wants to leave her hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.