Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

cover
The water lilies cover the water.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.

provide
Beach chairs are provided for the vacationers.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

take part
He is taking part in the race.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.

go further
You can’t go any further at this point.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

agree
The neighbors couldn’t agree on the color.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

take
She has to take a lot of medication.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

enter
He enters the hotel room.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

remind
The computer reminds me of my appointments.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

endure
She can hardly endure the pain!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

imagine
She imagines something new every day.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

prove
He wants to prove a mathematical formula.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
