Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

think
Who do you think is stronger?
denken
Wie denk je dat sterker is?

run away
Some kids run away from home.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

show off
He likes to show off his money.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

build
The children are building a tall tower.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

understand
I can’t understand you!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

generate
We generate electricity with wind and sunlight.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

call
The boy calls as loud as he can.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

get out
She gets out of the car.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.

pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

tell
I have something important to tell you.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
