Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

paint
The car is being painted blue.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

cancel
The contract has been canceled.
annuleren
Het contract is geannuleerd.

sound
Her voice sounds fantastic.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

translate
He can translate between six languages.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

read
I can’t read without glasses.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

look down
She looks down into the valley.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

run
She runs every morning on the beach.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

keep
You can keep the money.
houden
Je mag het geld houden.

pass
The medieval period has passed.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

come easy
Surfing comes easily to him.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.

squeeze out
She squeezes out the lemon.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
