Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws
bankrutuoti
Verslas greičiausiai netrukus bankrutuos.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
kovoti
Gaisrininkai kovoja su gaisru iš oro.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
pakelti
Sraigtasparnis pakelia abu vyrus.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
tekėti
Nepilnamečiams negalima tekti.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
nutikti
Ar jam nutiko nelaime darbo avarijoje?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
apsaugoti
Mama apsaugo savo vaiką.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
dažyti
Aš nudažiau tau gražią paveikslėlį!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
smagiai leisti laiką
Mums buvo labai smagu parke atrakcionų!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
gyventi
Jie gyvena bendrabutyje.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
priprasti
Vaikams reikia priprasti šepetėti dantis.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
meluoti
Kartais reikia meluoti avarinėje situacijoje.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.