Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/74009623.webp
testuoti
Automobilis testuojamas dirbtuvėje.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/74036127.webp
pramisti
Vyras pramisė savo traukinį.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/124274060.webp
palikti
Ji paliko man vieną pizzos gabalėlį.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/116835795.webp
atvykti
Daug žmonių atvyksta atostogauti su kemperiu.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
cms/verbs-webp/75508285.webp
laukti
Vaikai visada laukia sniego.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/123213401.webp
nekęsti
Du berniukai vienas kito nekenčia.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/127720613.webp
ilgėtis
Jis labai ilgisi savo merginos.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/57481685.webp
pakartoti metus
Studentas pakartojo metus.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/119913596.webp
duoti
Tėvas nori duoti sūnui šiek tiek papildomų pinigų.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
cms/verbs-webp/40094762.webp
žadinti
Žadintuvas ją žadina 10 val. ryto.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
cms/verbs-webp/9435922.webp
artėti
Sraigės artėja viena prie kitos.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/83661912.webp
ruošti
Jie ruošia skanų maistą.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.