Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws
sumažinti
Man tikrai reikia sumažinti šildymo išlaidas.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
atnaujinti
Netrukus vėl reikės atnaujinti laikrodį.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
pasiimti
Mes pasiėmėme Kalėdų eglutę.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
keliauti aplink
Aš daug keliavau aplink pasaulį.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
pakilti
Ji jau negali pati pakilti.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
eiti toliau
Šiame taške jūs negalite eiti toliau.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
spausdinti
Knygos ir laikraščiai spausdinami.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
pažeisti
Avarijoje buvo pažeisti du automobiliai.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
jaustis
Ji jaučia kūdikį savo pilve.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
riboti
Dietos metu reikia riboti maisto kiekį.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
parvežti
Mama parveža dukrą namo.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.