Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/65915168.webp
bruisser
Les feuilles bruissent sous mes pieds.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/44848458.webp
arrêter
Vous devez vous arrêter au feu rouge.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/61245658.webp
sauter hors de
Le poisson saute hors de l’eau.
uitspringen
De vis springt uit het water.
cms/verbs-webp/21689310.webp
interroger
Mon professeur m’interroge souvent.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/120128475.webp
penser
Elle doit toujours penser à lui.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/68212972.webp
s’exprimer
Celui qui sait quelque chose peut s’exprimer en classe.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/109766229.webp
sentir
Il se sent souvent seul.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/63935931.webp
tourner
Elle retourne la viande.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/105934977.webp
générer
Nous générons de l’électricité avec le vent et la lumière du soleil.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
cms/verbs-webp/27564235.webp
travailler sur
Il doit travailler sur tous ces dossiers.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/123786066.webp
boire
Elle boit du thé.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/94909729.webp
attendre
Nous devons encore attendre un mois.
wachten
We moeten nog een maand wachten.