Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/118008920.webp
commencer
L’école commence juste pour les enfants.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/127620690.webp
taxer
Les entreprises sont taxées de diverses manières.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/118759500.webp
récolter
Nous avons récolté beaucoup de vin.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
cms/verbs-webp/101630613.webp
fouiller
Le cambrioleur fouille la maison.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
cms/verbs-webp/118549726.webp
vérifier
Le dentiste vérifie les dents.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/28581084.webp
pendre
Des stalactites pendent du toit.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/113248427.webp
gagner
Il essaie de gagner aux échecs.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/111160283.webp
imaginer
Elle imagine quelque chose de nouveau chaque jour.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/110045269.webp
terminer
Il termine son parcours de jogging chaque jour.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/91906251.webp
appeler
Le garçon appelle aussi fort qu’il peut.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/86583061.webp
payer
Elle a payé par carte de crédit.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/113418367.webp
décider
Elle ne peut pas décider quels chaussures porter.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.