Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
commencer
L’école commence juste pour les enfants.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
taxer
Les entreprises sont taxées de diverses manières.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
récolter
Nous avons récolté beaucoup de vin.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
fouiller
Le cambrioleur fouille la maison.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
vérifier
Le dentiste vérifie les dents.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
pendre
Des stalactites pendent du toit.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
gagner
Il essaie de gagner aux échecs.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
imaginer
Elle imagine quelque chose de nouveau chaque jour.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
terminer
Il termine son parcours de jogging chaque jour.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
appeler
Le garçon appelle aussi fort qu’il peut.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
payer
Elle a payé par carte de crédit.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.