Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

toccare
Il contadino tocca le sue piante.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

vedere chiaramente
Posso vedere tutto chiaramente con i miei nuovi occhiali.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

uccidere
Fai attenzione, con quella ascia puoi uccidere qualcuno!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

promuovere
Dobbiamo promuovere alternative al traffico automobilistico.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.

traslocare
Il vicino sta traslocando.
verhuizen
De buurman verhuist.

contenere
Pesce, formaggio e latte contengono molte proteine.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

fornire
Sono fornite sedie a sdraio per i vacanzieri.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

pubblicare
L’editore ha pubblicato molti libri.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

perdonare
Io gli perdono i suoi debiti.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

ascoltare
I bambini amano ascoltare le sue storie.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

girare
Ho girato molto in giro per il mondo.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
