Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

inseguire
Il cowboy insegue i cavalli.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

stupirsi
Si è stupita quando ha ricevuto la notizia.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

fare spazio
Molte vecchie case devono fare spazio per quelle nuove.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

assumere
Il candidato è stato assunto.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

guardare
Tutti stanno guardando i loro telefoni.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

bruciare
Non dovresti bruciare i soldi.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

contare
Lei conta le monete.
tellen
Ze telt de munten.

rispondere
Lo studente risponde alla domanda.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

spremere
Lei spreme il limone.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

avvicinarsi
Le lumache si stanno avvicinando l’una all’altra.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

risparmiare
I miei figli hanno risparmiato i loro soldi.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
